Wat als de auto morgen verdwijnt?
Waarom we onze verkeersdrang moeten uitfaseren. Wie vertelt ons hoe?
Langs veel Franse provinciale wegen staan kartonnen borden in de vorm van een kind. In het midden staat een hart en de tekst: “Hier ben ik gedood, ik was vijf jaar.” De borden zijn hetzelfde, alleen de leeftijd varieert tussen vijf en zeventien, maar de meeste vermelden een leeftijd van vijf, zes, zeven jaar. Een persoonlijke tragedie voor de ouders, maar ook voor de streek. Het stervende Franse platteland, dat al ontvolkt doordat grote gezinnen kleine gezinnen werden en de opgroeiende kinderen naar de stad verhuizen bij gebrek aan werk, verliest zo zijn schaarse nageslacht nog een beetje meer.
De prachtige Franse dorpjes van weleer doen dezer dagen doods aan: de luiken van de grauw verwassen huizen zijn op alle momenten van de dag potdicht, roet ligt op de kozijnen. De wegen en pleinen zijn tot aan de huizen zelf met asfalt gedicht, om zo de provinciale wegen die het land en de dorpsharten doorsnijden glad en strak te houden. Elk Frans dorp wordt een lintdorp, dat noodgedwongen meebeweegt met het gemotoriseerde verkeer. Fietsland Frankrijk is niet zo onverstandig om op deze wegen te fietsen: je mag er tachtig, maar je gaat er honderd door de nauwe, bochtige straten en lanen.
Waarom pikken die Fransen het dat hun dorpen worden opgegeten door het verkeer dat de tolwegen omzeilt en de stadjes en dorpen in kindervretende asfalthoudende hulzen verandert? Eenvoudig: alle inwoners van de dorpjes zijn óók afhankelijk van de auto, dus ze zijn zelf aangewezen op de lange glimmende gitzwarte linten weg die door het landschap en de dorpen snijden. De bakkers zijn er verdwenen: vroeger had elk dorp een bakker, een slager, een plattelands alledingenwinkeltje, en vaak wel meer dan één. Dat is nu verdwenen: Fransen gaan zelf ook naar de Lidl, de Colruyt en de Cora aan de rand van een ander dorp, in hun auto’s.
Wat zou er gebeuren als morgen de auto zou verdwijnen? Dat vroegen mijn reisgenoot en ik ons af, uiteraard van achter het stuur van een auto, want ik ben, net als jij, ook onderdeel van het systeem. Wie komt er als eerste in de problemen? Wat zou er gebeuren? Welke regio wordt onleefbaar, welke regio profiteert?
“In New York kon ik alles te voet doen,” zei de reisgenoot, “maar in Idaho kom je helemaal nergens. New Yorkers lopen naar de bakker, maar de Idahose aardappelteler kan niet meer naar de Wallmart.”
“De Idahose boer eet natuurlijk zijn eigen aardappels als eerste op, en dan heeft de New Yorker helemaal geen eten meer,” zei ik.
We mijmerden wat verder over de vraag wat er zou gebeuren als er morgen geen auto’s meer zijn. Als eerste de parameters, die leveren vooral vragen op. Verdwijnt vrachtverkeer ook? En gemotoriseerd verkeer over water? Verdwijnen vliegtuigen? En elektrische auto’s? Brommers, motoren? De speedpedelec? We dachten hardop na over deze parameters, en we kwamen tot de conclusie dat dit vooral de mate waarin er een mondiale economische krach zou komen zou beïnvloeden. Vrachtverkeer over water en weg is op dit moment bijna het enige systeem dat we hebben, en het systeem is afhankelijk van de voedselvoorraden die van de ene monocultuur naar de andere wordt versleept, waardoor we aardbeien eten in januari en asperges in oktober.
Maar zelfs als alleen de personenauto van de ene op de andere dag verdwijnt, is de schok niet te overzien. Voor wie slecht ter been is, geen geld heeft voor een huis dichtbij werk, bejaard is buiten de stad, kinderen van hot naar her moet slepen voordat het werk als verpleegkundige of bosbouwer begint, op het platteland woont, is de auto een eerste levensbehoefte.
De schok gaat natuurlijk nog veel verder dan de persoonlijke drama’s van de systematische afhankelijkheid van ouderen, plattelandsbewoners, alleenstaande ouders en andersfunctionerenden. Ons woon-werk-leer-recreëerverkeer zou volledig imploderen. Ons openbaar vervoer is niet fijnmazig genoeg in Nederland, en in de meeste andere landen al helemaal niet. Ons treinnetwerk is niet berekend op de hoeveelheid vervoerden die het nu al heeft, laat staan als alle automobilisten van nu ook met de trein mee willen.
We zijn geografisch ingedeeld op stedelijke centra die worden gevoed door de periferie: in de stad wordt gehandeld, gestudeerd, gewerkt, bediend, afgenomen, geruild, gedanst en gefeest. In de periferie wordt gewoond en gebaard. Hoe ver die periferie reikt, is niet afhankelijk van hoe ver mensen bereid zijn te reizen: dat is namelijk altijd een uur per dag. Deze wetmatigheid heet de Marchetti-constante. Als je vervoer optimaliseert, gaan mensen niet korter over hun reis doen, maar verder weg wonen. We wonen als mensheid massaal op een half uur enkele reis. In Nederland is dat zelfs 37 minuten, het hoogste aantal reisminuten van Europa. We hebben hiervoor bijna negen miljoen auto’s nodig.
Auto’s hebben natuurlijk forse nadelen. In Nederland betreuren we honderden doden per jaar, en in Europa duizenden, door dodelijke ongevallen met auto’s. Luchtvervuiling, waaraan gemotoriseerd verkeer stevig bijdraagt, kost in Europa 400.000 doden per jaar. Dat is nog los van alle kwaliteitsverlies voor mensen die kampen met ademhalingsziektes, hartkwalen en andere gezondheidsgevolgen van vervuiling. De vervuiling gaat nog verder: waarschijnlijk zijn het geluid en licht van auto’s niet goed voor ons. Hoewel verbrandingsmotoren schoner zijn geworden en filters beter, bestaat er niet zoiets als een schone auto. Electrische auto’s zijn afhankelijk van accu’s waarvoor bergen moeten worden opengebroken en met vieze processen grondstoffen moeten worden gewonnen. Als de stroom afkomstig is van kolen- en kerncentrales, is het afval- en uitstootprobleem vooral verplaatst.
Hoe is de kwaliteit van leven zonder auto? Als deze van de ene op de andere dag verdwijnt, waarschijnlijk enorm. We weten dat grote aardverschuivingen en bijbehorende crises onevenredig terechtkomen bij de meest kwetsbare gemeenschappen: landen en regio’s met een zwakke onderhandelingspositie. Met andere woorden: wie veel geld heeft, kan nog melk kopen voor zijn kind, en wie dat niet heeft, ziet zijn kind zwak en ziek worden omdat alle melk wordt weggekocht. Zonder het complexer te maken, reken er maar op dat dit op mondiale schaal gebeurt met álle diensten en goederen, als we zo’n schokgolf moeten doormaken.
Deze zomer zien we echter ook het nadeel van onze laksheid verandering te brengen in onze systemen. De Sahara steekt de Middellandse zee over, en delen van Europa worden onleefbaar door hitte en branden omdat we onze eigen aarde aan het brandschatten zijn. We weten zeker dat we het klimaat aan het veranderen zijn, maar de mate van rampzaligheid kunnen we niet overzien. Daarnaast zijn er door de mondiale systemen nog veel meer rampen: we importeren onze veevoeder uit gesloopte regenwoudgrond, we vernietigen onze grond met gif, we injecteren mest in een aarde die we weer leegtrekken in eindeloze cycli van steeds meer verschraling.
Een voorbeeld: de muizenplagen die onze uitgestrekte akker- en weideland teisteren, van Friesland tot Australië. Boeren gebruiken satellietbeelden om te zien waar de muizen zitten, zodat ze het land onder water kunnen zetten om de muizen te verdrinken. Of ze willen werken met gif, dat daarna via de voedselketen bij de roofvogels terecht komt. Als er echter stroken wild struikgewas zijn en gif wordt vermeden, hoef je helemaal niets meer aan die muizen te doen: die worden dan opgegeten door roofvogels. In het Fries wordt een buizerd een mûzebiter, een muizenbijter, genoemd: die maakt gehakt van de veldmuis. Maar ja, bosjes maken je grote machines wel minder efficiënt.
Als reisafstanden van goederen afnemen, neemt de diversiteit van vraag lokaal toe. Als je eiwitten èn koolhydraten èn vetten nodig hebt, vitaminen en mineralen, dan moet je die lokaal weten te bemachtigen, anders ga je dood. Dat geldt ook voor kleding, brandhout, onderwijs en zorg. Een omkering van schaalvergroting is dan waarschijnlijk. Dat dit de leefbaarheid voor mens en milieu ten goede komt, maar ook onze materiële welvaart doet afnemen, ligt dan voor de hand. Onze gevoeligheid voor pandemieën neemt daarmee overigens ook af.
Uiteindelijk keert uiteraard de wal het schip: fossiele brandstoffen raken op, en voorlopig hebben we de grondstoffen en techniek niet om alle verkeer elektrisch te laten verlopen. Vroeger of later moeten we wel: als we de transitie naar kleinschaliger en meer lokaal niet gecontroleerd laten verlopen, komt er vanzelf een crisis waarin we wel moeten.
Het uitfaseren van gemotoriseerd verkeer is iets wat we beheerst kunnen laten gebeuren met oplossingen die het platteland weer leven inblazen. Dat doen we niet met de oplossingen van de boeren op de trekkers, maar door na te denken over hoe we principes kunnen toepassen van bijvoorbeeld permacultuur, die energiearm gemengde landbouw mogelijk maakt waarbij mens en natuur worden gespaard, maar die nog niet op grote schaal is toegepast. Het decentraliseren van onderwijs, zorg, handel en diensten is ook noodzakelijk, waarbij de grote stedelijke centra worden vervangen door kleinere centra en dorpskernen weer nieuw leven wordt ingeblazen. Hoe we dat doen zonder de gevolgen af te wentelen op de meest kwetsbare gemeenschappen, is iets waar we over na moeten denken. Dat we wel móeten, daarover is geen twijfel, anders kiezen de wetten van de schaarste en de natuurkunde voor ons, en een onbeheerste implosie met veel zwaardere inslag is dan het gevolg.
Het Franse dorpje waar we geen brood konden kopen en geen koffie konden drinken bestond al voor de auto, en zal bestaan na de auto. Mensen zijn vindingrijk en kleine gemeenschappen zijn sterk. Plattelanders helpen elkaar, delen meer spullen en vaardigen met elkaar, en doen meer op vertrouwen. Ze zorgen doorgaan goed voor hun eigen gemeenschap, ook voor andersfunctionerenden. De kleine gemeenschappen in Idaho maken meer kans dan de grote gemeenschappen in New York.
Stadslucht maakt zeker vrij, maar plattelandslucht maakt ook ziek en eenzaam. Tegenwoordig maakt plattelandslucht ook ziek: in de bollenstreek vinden we zelfs pesticiden in de luiers van de baby’s. Pesticiden, gebruikt om grootschalige landbouw vrij van ziektes te houden, veroorzaken onder andere ziekte van Parkinson. Overal in Europa vergrijst het platteland, en is er sprake van massale leegloop, die her en der wordt omgezet in de lege huls van de recreatiewoningindustrie.
Het redden van het platteland begint bij het redden van het kind, en eindigt bij het redden van onze samenleving.
We moeten de grootschaligheid uitfaseren voor de gezondheid van mens en milieu. Wie weet waar we moeten beginnen met het dimmen van onze brandstoffenverslaving en verkeersdrang, zegt u het maar. Goede inzendingen worden hier gepubliceerd.