Ik hou niet van die kat, zei hij, terwijl hij met zijn vinger zachtjes in de oranje vacht van de dikke kater prikt. Die kat moet weg, ik bewaar hem nog even totdat een vriendin hem kan nemen. De kat heet Maupie, alle katers van zijn moeder heetten altijd Maupie, naar de criminele achterneef die, heel modieus toentertijd, is omgelegd na een afrekening. De poezen heetten Pierik, maar niemand weet meer waarom. Zwarte, witte, schildpad, rode, grijze: alle katers heetten Maupie, en alle poezen Pierik. De laatste Pierik is dood. De laatste Maupie is een enorme lompe lome logge felrode gecastreerde kater. Er komen geen Maupies meer na Maupie, de moeder is dood.
Het gezicht van de man verried lichte ergernis zodra de kat in zijn blikveld kwam. Dit sloeg meestal over naar diepe ergernis, als de kat op het aanrecht zat (dat mocht alleen als er geen eten op ligt) of als de kat iets probeerde te eten dat niet in zijn bakje lag (dat mocht alleen als de man een stukje biefstuk naar de kat gooide met de bedoeling dat de kat het eet) of als de kat de dure biefstuk versmaadt. Maaaaupieeeeeee! Wat doe je nou! Riep de man, altijd geërgerd. Een diepe groef onstond dan tussen zijn samengetrokken wenkbrauwen, het trok de huid van het hele gezicht van de man in geïrriteerde plooien.
Ik probeerde eens uit te leggen dat deze kat niet intelligent genoeg is voor contextgebonden regelgeving. De man negeerde mijn poging.
De kat zat op het grote lompe lome logge sportschoollijf van de man. De kat spon. De man aaide zachtjes de oren van de kat, en de kat trok een orgastisch snuitje. Maups, zei de man zachtjes. Dan beseft hij dat ik er ook ben. Ik heb mijn moeder beloofd goed voor dit beest te zorgen. Die belofte kom ik na, zei hij. Hij keek betrapt en schuldbewust. Hij hield niet van die kat, dat wist ik toch?
Langzaam vulde zijn Amsterdamse appartement zich met dure kattenparifernalia. Het dure voer, waarvan die kat zo genoot, uit piepkleine blikjes. Een gesmolten vriezerkuiken. Kattengras, speeltjes, zo’n onooglijk dystopische paal met vakken en vlakken en touwen en pluis. Een dure kattenmand van nepbont, waarvoor de kat bang was, want de kat is tot grote ergernis van de man naast een kat, ook nog eens laf.
De kat vond het eten te lekker, dus hij werd te dik. De man kocht een laser. Toen er wat beweging kwam in het logge lijf, ging hij stoeien met de kat, maar voorzichtjes. Ik hou niet van jou, zei de man als Maupie als een grote bol met een klein kopje erop op de brede buik van de man lag. Je kunt hier niet blijven, zei de man als Maupie een onmogelijke uitgerekte streep achter de benen van de man werd, om zo in het kielzog van de grote man te slapen op het bed.
De man had een spelcomputer gekocht, want zonder moeder moest je wat, en een onmogelijk spel, Spelunky 2. In Spelunky 2 ga je vooral op alle mogelijke manieren dood, en dan moet je weer helemaal opnieuw beginnen. Schaarse leventjes kun je winnen door op ieder niveau een diertje te redden. Standaard is dat zo’n hondje waarvan de schedel te klein is, waarbij zijn oogbollen uit zijn kassen worden gedrukt. De man wilde geen hondje met hoofdpijn, en uit het spelkeuzemenu koos hij een kat. En voilá, een grote rode logge lompe lome spelkater moest telkens gered worden, eentje voor elk onmogelijk niveau, telkens weer.
De spelkat was ook ergerlijk. De kat liep wel eens weg, waarna hij werd gespiest of doorboord of verbrand of vermorzeld. Als de spelkat zichzelf weer in een onmogelijke positie had gebracht, riep de man geërgerd naar het scherm: Maaaaupieeeeeee! Wat doe je nou! De kat, die naast een kat ook te dom was om zijn eigen naam te leren, trok zich er weinig van aan. Hij lag nooit in zijn mandje, en altijd op de grote man.
Toen Maupie naar de vriendin mocht, ging er een kubieke meter aan kattenspeelgoed mee. De man huilde. Zo had de man de laatste Maupie van zijn leven verloren.
De ergernis was niet weg.
De spelkat veranderde hij in een spelhamster.