Het kelige voetballied als ongrijpbare meme
Het voetballied is een onderschat reliek dat niet in onze 538-wereld past
Deze post is op bestelling. Wil je ook een post op bestelling? Word dan betalend lid, opbrengst gaat naar de UAF. PS. Besteller van dit essay, je hebt het me niet eenvoudig gemaakt. Ik heb de ballen verstand van voetbal. Dit werd ‘t.
Ik denk vaak aan deze tweet:
Ik ben zelf geen voetbalfan, maar ik gun eenieder uiteraard zijn spelen zoals ik hem zijn brood gun. Ik mijd ook liefdesrelaties met voetbal- of anderszins sportkijkfans, want voor je het weet zit je zo’n halve zondag naar een groen scherm te kijken waar je constant hhhheeeeeeuuuuuuuuu op de achtergrond hoort. (Om vergelijkbare redenen vermijd ik fans van winkelen, van verbouwen, van schoonheidsroutines en van zonnebaden.)
Ik haat voetbal niet. Ik ga zelfs naar Sankt Pauli, dat is een heuse voetbalclub, met een tiental bierdrinkende beren van mannen die wèl houden van voetbal, en daar zal ik te zijner tijd vast wel op een zeker kanaal verslag van doen. Ik verwacht dat ik niet veel naar de bal ga kijken, maar naar de menselijke interactie. Wie heeft er tijd om twee keer 45 minuten plus uitloop te kijken naar minder dan één punt per half uur?
Menselijke interactie, clubgeest, is iets vreemds, fascinerends en vervaarlijks. Ga eens op een niet-corona-avond na een belangrijke winst of verlies kijken in de winnende of verliezende stad: de hele avond lopen troepen mannen (altijd mannen) in oorlogskleuren rond die diep kelig zingen, altijd een octaaf lager dan hun natuurlijke stem, gedroomde toonarme baritons. Ze trappen soms tegen een bushokje, vatten je ongevraagd om je schouders, zingen hun diepgevooisde liederen in je oor, hossend op de menigte. En dat noemt ons het irrationele geslacht?
Toch is er iets aan die liederen. Zingen in groepen is tegenwoordig ingeperkt tot kerken, waar zang meestal in keurige programma’s is gepland door pastoor of dominee. Samenzang is ook overgelekt in de seculiere zangkoren van de kerkverlaters die wel samen luid willen klinken. Verder is zang verdwenen uit kroegen - ooit werden kroegavonden opgeluisterd door luid gezang van de kroeggangers zelf - van de demonstraties en stakingen, en uit de schepen, fabrieken en werkplaatsen. Overal klinkt nu het saaie, schelle, voorspelbare blikken geluid van radio 538. Overal, behalve op de voetbaltribune.
Bij mijn weten is zang aan de zijlijn van sport nergens zo hardnekkig als bij voetbal, en wel vooral bij Europees, Indonesisch en Zuid-Amerikaans voetbal. Liederen zijn soms verbonden aan clubs, dan weer universeel. Soms zijn de liederen onschuldig, dan weer racistisch of seksistisch, en een enkele keer heel grof jegens een speler wiens vrouw kanker heeft of een tegenstander die net een kind heeft verloren. Voetballiederen sparen niets of niemand, en zijn vooral naargeestig voor vrouwen en spelers die niet straight of wit zijn.
Wij schrijft nu al die teksten, en op die melodie? Het lijkt voor de onnozele toehoorder op generatio spontanea, een spontaan ontstaan van melodie en tekst in mensenmassa’s, maar zo werkt het natuurlijk niet. Iemand bedenkt zoiets, een volgende persoon hoort het, past het wellicht aan, en zo zingt een tekst en een melodie letterlijk rond in een mensenmassa. De beste tekst met de meest passende melodie overleeft, evolueert, verspreidt zich. The survival of the fittest, in kunst- en ideevorm: dat is de oorspronkelijke betekenis van het woord meme. We kenne ndat tegenwoordig als plaatjes met tekst, maar memetiek is de leer van de evolutie van het idee dat wil overleven.
In onze maatschappij van auteursrechten en kunst als de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, zien we kunst als een originele en onvervreemdbare uiting van één (Westerse) auteur. Daarom staren literatuurwetenschappers zich vaak blind op auteurs. Wie was Willem die Madoc maakte die zichzelf noemt als maker van Van den Vos Reynaerde? Wie knoopte het Tapijt van Bayeux? Was Homerus blind? Wie schreef het scheppingsverhaal uit Genesis? Welke individuele briljante geest bedacht deze schoonheid die aan ons ons overgeleverd? De auteur kennen is de kunst kennen. De auteur niet kennen is permanente jeuk aan onze kennisklier.
Orale overlevering laat zich echter niet vatten in onze wereld van auteursrechten, originaliteit, excentrieke makers en individuele expressie. Wie is de bedenker van een mop? Wie heeft als eerste een meme gemaakt? Zijn deze uitingen niet eerder samensmeltingen van herhaling, aanpassing, verlenging en inkorting die door een heleboel geesten zijn gegaan, dan rigide zaken met een duidelijke oorsprong? We kunnen er vandaag de dag niks meer mee. Een singer-songwriter met een keurig uitgebracht liedje vinden we gemakkelijker, en het liefst lijkt het liedje op andere liedjes, en schuurt het lied nergens. Duidelijk, meteen doorsturen naar 538, en laten klinken in elke laffe Action en iedere broodjeszaak.
Voetballiederen zijn een kunstzinnig expressie van gezamenlijke identiteit zoals we dat in Nederland niet veel meer kennen. Het idee van de blason populaire is zo goed als verdwenen uit de Westerse maatschappij, buiten het voetbal om. Hoe ontstaat nou het idee om op de melodie van you’ll never walk alone te gaan zingen: “you’ll never get a job”? Iemand zit met zijn maten bier te drinken voordat ze met zijn allen naar het stadion gaan, en dan oefenen ze dat samen. Dan zetten ze het groepsgewijs in, hopen dat het wordt opgepikt, en dat ze niet uitgelachen worden. Want niks is zo breekbaar als het mannelijk ego in een groep breekbare mannelijke ego’s. En zo zien we een massa anoniem gemene liederen zingen.
De mooiste liederen worden geript en omgezet in keurige liedjes die afgespeeld kunnen worden op radio 538, zodat iemand er een keurig en herkenbaar verdienmodel aan kan hangen. De schunnigste, gemeenste, meest racistische en seksistische liedjes worden vakkunig genegeerd door bobo’s in de skyboxen. De generaties mannen - het zijn altijd mannen - zingen alle decennia door, zowel de primum mobile van de voetlballiederen, als de fijnslijper, als de versterker, als het publiek van de volkskunst.
Ik luister er met andere oren naar, maar wel met gepaste afstand. Van meegenomen worden in een kolkende, hossende, dronken massa zal ik nooit houden.